Afdrukken : Afdrukweergaven bewerken en opslaan
 
Afdrukweergaven bewerken en opslaan
Corel PaintShop Pro bevat veel sjablonen met verschillende indelingen waarmee u afbeeldingen kunt afdrukken. De indelingen die u maakt, kunnen worden opgeslagen als sjablonen.
U kunt afbeeldingen in een indeling automatisch of handmatig schikken. Voordat u afbeeldingen automatisch gaat schikken, moet u aangeven of u randen wilt opnemen. Als u geen randen gebruikt, schikt Corel PaintShop Pro de afbeeldingen mogelijk zodanig dat de randen elkaar raken. U moet ook kiezen of u het formaat van de afbeeldingen wilt aanpassen aan de indeling. Als u niet kiest voor deze optie, worden de afbeeldingen in Corel PaintShop Pro op hetzelfde formaat gehouden, of worden ze indien nodig kleiner gemaakt zodat ze passen in de indeling. Corel PaintShop Pro verdeelt de pagina in secties van gelijke grootte en zet in elke sectie een afbeelding. Er worden alleen afbeeldingen gebruikt die op de pagina of in het venster worden weergegeven.
Horizontale en verticale rasterlijnen helpen u de afbeeldingen gelijkmatig op een pagina te plaatsen. U kunt rasters weergeven of verbergen en voorkeuren voor de afstand van rastereenheden en de rasterweergave instellen. Wanneer u rasters weergeeft, zijn deze zichtbaar in elk afbeeldingsvenster dat is geopend.
U kunt afbeeldingen uitlijnen op de dichtstbijzijnde rasterlijn in de weergave.
Het formaat van een afbeelding in een afdrukweergave wijzigen
Tabblad Bewerken 
1 Klik op de knop Formaat wijzigen op de werkbalk.
2 Kies een van de volgende opties:
Percentage van origineel — het formaat van een afbeelding wijzigen door een percentage in te voeren in de vakken Breedte of Hoogte.
Ware / afdrukgrootte — het formaat van een afbeelding wijzigen door de afmetingen in te voeren in de vakken Breedte of Hoogte zonder de hoogte-breedteverhouding te wijzigen.
Wanneer u het formaat van een afbeelding wijzigt om deze af te drukken, kan dit resulteren in een slechte afbeeldingskwaliteit. Wanneer u een afbeelding vergroot, verliest de afbeelding aan detail en scherpte. In het algemeen is het raadzaam een afbeelding niet meer dan 25 procent te vergroten of te verkleinen.
U kunt het formaat van de afbeelding ook wijzigen door een hoekhendel te verslepen.
Randen gebruiken in een afdrukweergave
Tabblad Bewerken 
1 Kies Beeld> Opties.
2 Schakel het selectievakje Randen gebruiken in en typ of stel waarden in voor Dikte horizontale rand en Dikte verticale rand.
De standaardrandbreedte is 1,27 centimeter (0,5 inch).
3 Klik op OK.
Als u afbeeldingen wilt vergroten of verkleinen zodat ze in de betreffende cellen passen, schakelt u het selectievakje Passend maken in.
U kunt afbeeldingen ook tijdelijk in het gebied rond de pagina plaatsen als u nog niet zeker weet waar u ze wilt plaatsen.
U kunt afbeeldingen ook handmatig schikken door de afbeelding naar een nieuwe positie op de pagina te slepen.
Het raster weergeven
Tabblad Bewerken 
Kies Beeld > Raster weergeven.
Afbeeldingen uitlijnen op het raster
Tabblad Bewerken 
Kies Beeld> Uitlijnen op raster.
Rasterinstellingen in de afdrukweergave wijzigen
Tabblad Bewerken 
1 Kies Beeld > Opties.
Het dialoogvenster Opties voor afdrukweergave wordt geopend.
2 Schakel een van de volgende selectievakjes in het groepsvak Instellingen voor raster in.
Raster weergeven — toont het raster.
Uitlijnen op raster — afbeeldingen naar rasterlijnen laten springen wanneer u de afbeeldingen plaatst.
Opmerking: Als u het selectievakje Raster weergeven heeft ingeschakeld, kunt u het selectievakje Puntraster selecteren om een raster met stippellijnen te gebruiken in plaats van een raster met ononderbroken lijnen.
 
U kunt ook
 
De rasterkleur wijzigen
Klik in het gebied Rasterkleur en kies een kleur uit het kleurenpalet.
De horizontale en verticale afstand wijzigen
Geef waarden op in de vakken Horizontale afstand en Verticale afstand.
Een aangepaste afdrukweergave als sjabloon opslaan
Tabblad Bewerken 
1 Klik op de knop Sjabloon opslaan .
Het dialoogvenster Opslaan verschijnt.
2 Typ in het veld Naam een naam voor de nieuwe sjabloon.
Schakel het selectievakje Met afbeeldingen opslaan in om koppelingen naar afbeeldingen met de sjabloon op te slaan.
3 Klik op OK.
Een afbeelding in een afdrukweergave roteren
Tabblad Bewerken 
1 Selecteer de afbeelding.
2 Kies Afbeelding en kies vervolgens een van de volgende opdrachten:
Rechtsom roteren
Linksom roteren
Een afbeelding in een afdrukweergave plaatsen
Tabblad Bewerken 
Sleep de afbeelding naar een nieuwe positie op de pagina.