Afbeeldingen aanpassen : Fotoperspectief corrigeren
 
Fotoperspectief corrigeren
Wanneer u foto's maakt van hoge of brede objecten, kan de foto een perspectiefvervorming hebben. Hierdoor kan het lijken of de objecten leunen of gebogen zijn. Deze vervorming treedt op wanneer de camera niet recht op het onderwerp is gericht.
Door het gereedschap Perspectiefcorrectie te gebruiken, kunt u de perspectiefvervorming van bijvoorbeeld de zijden van een gebouw corrigeren. U kunt het fotografisch perspectief ook in een hele laag verbeteren met het selectiegereedschap.
Met het gereedschap Perspectiefcorrectie verandert u de hoek van het gebouw.
Perspectief in een foto corrigeren
Tabblad Bewerken 
1 Selecteer het gereedschap Perspectiefcorrectie op de werkbalk Gereedschappen.
Op de afbeelding verschijnt een grensvak met hoekhendels.
2 Kies in het palet Opties voor gereedschap instellingen voor de volgende bedieningselementen:
Rasterlijnen — hiermee kunt u het aantal rasterlijnen dat u wilt weergeven instellen
Afbeelding bijsnijden — met deze optie snijdt u de afbeelding bij tot een rechthoek nadat de perspectiefverandering is toegepast
Opmerking: Als u het selectievakje Afbeelding bijsnijden inschakelt, verwijdert u de delen van de afbeelding die buiten de bijsnijdrechthoek vallen.
3 Sleep elke hendel naar de hoek van het object dat rechthoekig moet worden.
4 Klik op de knop Toepassen .
U kunt ook dubbelklikken op een afbeelding om de opdracht toe te passen.
Klik op Annuleren op het palet Opties voor gereedschap om het vak voor perspectiefcorrectie te herstellen tot de oorspronkelijke rechthoek.
Perspectief in een afbeeldingslaag corrigeren
Tabblad Bewerken 
1 Selecteer de te corrigeren laag op het palet Lagen.
2 Kies Beeld > Raster om de rasterlijnen weer te geven.
Met behulp van de rasterlijnen kunt u de lijnen in uw foto die verticaal of horizontaal moeten zijn, corrigeren.
Opmerking: Om de rasterinstellingen in te stellen, kiest u Beeld > Eigenschappen Raster, Hulplijn en Uitlijnen wijzigen en gebruikt u de bedieningselementen van de pagina Raster in het dialoogvenster.
3 Kies het Selectiegereedschap op de werkbalk Gereedschappen.
Er verschijnt nu een grensvak om de hele laag.
Opmerking: Het kan nuttig zijn het afbeeldingsvenster te vergroten zodat u alle hoekhendels van de huidige laag kunt zien. Om het afbeeldingsvenster te vergroten, sleept u vanuit uit een hoek of zijde..
4 Houd Ctrl ingedrukt en sleep een hoekhendel op de geselecteerde laag.
De afbeelding wordt bijgewerkt wanneer u klaar bent met slepen. Pas het perspectief aan tot de afbeelding er naar wens uitziet.
Als bepaalde afbeeldingsgegevens ten gevolge van de correctie buiten het afbeeldingsdoek vallen, kunt u deze gegevens herstellen door het doek te vergroten. Zie Het formaat van het doek wijzigen voor meer informatie over het wijzigen van de doekgrootte.