Werken met kleuren en materialen : Patronen gebruiken
 
Patronen gebruiken
U kunt verven, tekenen of vullen met patronen om aantrekkelijke effecten te creëren. Corel PaintShop Pro bevat vele patronen waaruit u kunt kiezen (zoals bakstenen, glas-in-lood en zebrastrepen). U kunt ook patronen maken van een afbeelding of deel van een afbeelding.
Met patronen voegt u een artistiek cachet toe aan uw afbeeldingen. U kunt penseelstreken met patronen aanbrengen, objecten met patroonvullingen of -randen maken en tekst met patronen maken. U kunt patronen gebruiken om briefpapier te maken of om naast elkaar geplaatste afbeeldingen voor internetpagina's te maken. Patronen zijn vooral handig voor projecten waarvoor een aantrekkelijke achtergrond vereist is, bijvoorbeeld cd-hoesjes, kalenders of wenskaarten.
Belangrijk! Patronen zijn alleen beschikbaar voor grijswaardenafbeeldingen en afbeeldingen met 16 miljoen kleuren. Zie De kleurdiepte van een afbeelding uitbreiden voor meer informatie over het verhogen van de kleurdiepte van een afbeelding.
Wat is het verschil tussen patronen en texturen?
Op het palet Materialen kunt u een patroon en textuur selecteren als deel van een materiaal. Wat is het verschil tussen deze twee?
Een patroon is een ondoorzichtige, herhaalde afbeelding met specifieke kleuren en details. Een patroon is een stijl, net zoals een effen kleur of verloop. Patronen gebruiken niet de huidige voor- of achtergrondkleuren. Als u bijvoorbeeld het patroon Bakstenen selecteert en penseelstreken aanbrengt met het verfgereedschap, wordt met elke penseelstreek een baksteenpatroon geverfd.
Met een textuur lijkt het alsof uw afbeelding een doek of papier met textuur is. Texturen gebruiken de huidige stijl (bijvoorbeeld een effen kleur). Als u bijvoorbeeld de textuur Gekreukt papier selecteert en de voorgrondkleur geel is, verft u met elke penseelstreek geel met de textuur van gekreukt papier.
Texturen kunnen gelijktijdig met effen kleuren, verlopen of patronen worden toegepast. Dit betekent dat een patroon en een textuur tegelijk geselecteerd kunnen zijn.
Het huidige patroon toepassen
Tabblad Bewerken 
Klik op het palet Materialen op de knop Patroon in de vervolgkeuzelijst Stijl van het vak Eigenschappen van voorgrond en streek of het vak Eigenschappen van achtergrond en vulling.
Het laatst gekozen patroon wordt actief.
Een patroon kiezen
Tabblad Bewerken 
1 Voer een van de volgende handelingen uit op het palet Materialen:
Klik op Eigenschappen van voorgrond en streek om een voorgrondpatroon te kiezen.
Klik op Eigenschappen van achtergrond en vulling om een achtergrondpatroon te kiezen.
Het dialoogvenster Eigenschappen van materiaal wordt geopend.
2 Klik op de knop Patroon.
3 Klik op de miniatuur van een patroon op de pagina Patroon.
4 Pas de volgende opties aan:
Hoek — bepaalt de hoek (of richting) van het patroon, van 0 tot en met 359 graden.
Schaal — bepaalt de schaal (van 10 tot 250) van de ware grootte van de afbeelding. Bij lagere waarden wordt de afbeelding vaker in het patroon herhaald. Bij hogere waarden wordt de afbeelding mogelijk bijgesneden of kunnen detailverlies en wazigheid optreden.
5 Klik op OK.
 
U kunt ook
 
Dit patroon als een staaltje opslaan dat u later kunt gebruiken
Klik op de knop Aan palet toevoegen.
De huidige materialen op alle gereedschappen toepassen
Schakel het selectievakje Alle gereedschappen in het palet Materialen in. Als u dit selectievakje uitschakelt, worden de huidige materialen alleen toegepast op het actieve gereedschap.
U kunt ook de hoek van het patroon wijzigen door de wijzer op het patroon te verslepen in het voorbeeld van de patroon op de pagina Patroon.
De actieve afbeelding of een selectie als patroon gebruiken
Tabblad Bewerken 
1 Open de gewenste afbeelding.
2 Als u een deel van de afbeelding als patroon wilt gebruiken, maakt u een selectie in de afbeelding.
Het patroon wordt weergegeven in de patroonminiaturen op de pagina Patroon van het dialoogvenster Eigenschappen van materiaal.
Een afbeelding als patroon gebruiken
Tabblad Bewerken 
1 Maak een afbeelding in Corel PaintShop Pro of een andere toepassing.
2 Sla de afbeelding op in de map Patronen van de Corel PaintShop Pro-programmamap of in de map Mijn documenten/Corel PaintShop Pro/20.0/Patronen.
Het patroon wordt weergegeven in de vervolgkeuzelijst Patroon op het tabblad Patronen van het dialoogvenster Eigenschappen van materiaal.
Als u de standaardlocatie van patroonbestanden wilt wijzigen, klikt u op de knop Meer opties en kiest u Bestandslocatie. Zie Bestandslocaties instellen voor meer informatie over het instellen van bestandslocaties.