Als u dit wilt doen, | handelt u als volgt: |
Eenvoudiger wijzigingen aanbrengen | Maak afzonderlijke componenten op aparte lagen, zodat u ze gemakkelijker kunt bewerken. Als u bijvoorbeeld een illustratie heeft van een auto die over een weg door de bergen rijdt, maakt u de auto, de bestuurder, de weg en de bergen op aparte lagen. Zie “Lagen maken” op pagina 268 voor meer informatie. |
Meerdere lagen samen op het afbeeldingsdoek verplaatsen | Koppel of groepeer lagen die samen moeten worden verplaatst. In het vorige voorbeeld zou u bijvoorbeeld de auto en de bestuurder koppelen, zodat wanneer u de auto naar links verplaatst, de bestuurder mee wordt verplaatst. Zie “Lagen koppelen” op pagina 277 voor meer informatie. |
Grafische elementen bewerken | Maak van objecten die u wilt bijstellen of bewerken vectorobjecten op vectorlagen. Zie “Lagen maken” op pagina 268 voor meer informatie. |
Opdrachten en effecten die alleen voor rasters zijn, toepassen op vectorobjecten | Maak een nieuwe laag met rasterkopieën van de vectorobjecten. Hiervoor dupliceert u de vectorlaag en zet u deze om in een rasterlaag. Schakel de zichtbaarheid van de vectorlaag uit als u op de rasterlaag wilt werken. Zie “Lagen dupliceren en kopiëren” op pagina 271 voor meer informatie over het dupliceren van lagen. Zie “Alle lagen weergeven of verbergen” op pagina 273 voor meer informatie over het verbergen van lagen. |
Experimenteren met wijzigingen | Maak een kopie van een laag en breng hierop wijzigingen aan. Kopieer andere lagen en breng hierop wijzigingen aan. Schakel de zichtbaarheid van lagen uit en in om te ontdekken welke laag het beste uitkomt voor de complete afbeelding. |
Werk tussentijds opslaan | Bewaar kopieën van de verschillende stadia van transformaties en schakel de zichtbaarheid van deze lagen vervolgens uit. Door een kopie te bewaren kunt u later indien gewenst uw stappen nog eens nagaan. |