Corel PaintShop Pro biedt talloze manieren om afbeeldingen af te drukken. U kunt een sjabloon gebruiken of u kunt een aangepaste opmaak gebruiken om te voldoen aan specifieke grootte- en opmaakvereisten.
U kunt contactbladen (links) en standaard fotoformaten (midden) afdrukken of aangepaste indelingen maken (rechts).
Met sjablonen vereenvoudigt u het plaatsen en het wijzigen van het formaat van afbeeldingen. Sjablonen zijn heel handig om de afbeeldingen in standaardformaten in te delen en af te drukken, zoals 4 × 6 inch, 5 × 7 inch en 10 × 15 centimeter. U kunt een sjabloon van Corel PaintShop Pro gebruiken of een eigen aangepaste sjabloon maken van een pagina-indeling die u maakt.
Door eigen indelingen te maken hebt u de flexibiliteit om afbeeldingen af te drukken op elk gewenst formaat en kunt u een aangepaste pagina maken voor projecten zoals collages en plakboeken. Zie Afdrukweergaven maken voor meer informatie over het maken van indelingen.
Als u afbeeldingen voorbereidt voor professionele uitvoer, kunt u afbeeldingen afdrukken naar een bestand, zodat een afdrukservice het bestand direct naar een uitvoerapparaat kan verzenden. Raadpleeg de afdrukservice als u niet zeker weet welke instellingen u moet kiezen. U kunt ook snijtekens en paskruisen afdrukken. Snijtekens geven de afmetingen van het papier aan en worden afgedrukt op de hoeken van de pagina. U kunt snijtekens afdrukken als richtlijn voor het snijden van het papier. Paskruisen zijn nodig voor het uitlijnen van film voor afdrukproeven of afdrukplaten op een kleurenpers. Deze worden afgedrukt op elk vel van een kleurscheiding.
De actieve afbeelding afdrukken
tabblad Bewerken
1 Kies BestandAfdrukken.
2 Klik op Printer in het groepsvak Printer.
Het dialoogvenster Afdrukken wordt geopend.
3 Kies een printer in de vervolgkeuzelijst Naam en klik op OK.
4 Klik op het tabblad Plaatsing en typ of geef een waarde op voor Aantal exemplaren.
5 Kies in het groepsvak Oriëntatie een van de volgende opties:
• Staand
• Liggend
6 Stel in het groepsvak Grootte en positie een of meer van de volgende opties in:
• Breedte en Hoogte — voer hier de waarden in voor de hoogte en de breedte van de afbeelding.
• Schaal — hiermee kunt u het formaat van de afbeelding wijzigen door een percentage in te voeren.
• Aanpassen aan pagina — de afbeelding wordt aangepast aan de pagina waarop wordt afgedrukt.
• Centreren op pagina — de afbeelding wordt gecentreerd op de pagina waarop wordt afgedrukt.
• Linksboven op pagina — de afbeelding wordt in de linkerbovenhoek van de pagina waarop wordt afgedrukt, geplaatst.
• Aangepast verschuiven — hiermee kunt u waarden invoeren in de vakken Verschuiving links en Verschuiving boven.
7 Klik op het tabblad Opties.
8 Kies een van de volgende opties in het groepsvak Afdrukuitvoer:
• Kleur
• Grijswaarden
• CMYK-scheidingen
Als u CMYK-scheidingen kiest, kunt u CMYK-labels afdrukken op elke kleurplaat of -pagina door het selectievakje Labels CMYK-platen in het groepsvak Afdrukmarkeringen in te schakelen.
9 Klik op Afdrukken.
U kunt ook
De bestandsnaam afdrukken onder de afbeelding
Schakel het selectievakje Afbeeldingsnaam in het groepsvak Afdrukmarkeringen in.
Een negatief afdrukken
Schakel het selectievakje Negatief in het groepsvak Kleuropties in.
Een kleurenachtergrond rond de afbeelding afdrukken
Schakel het selectievakje Achtergrond in, klik op het kleurvak en kies een kleur uit het kleurenpalet.
U kunt voor de meeste afdrukopties een script maken; het is echter mogelijk dat niet alle printerinstellingen in een script kunnen worden gebruikt, vanwege verschillen tussen printerstuurprogramma's. Zie Scripts gebruiken voor meer informatie over scripts.
2 Schakel het selectievakje Afdrukken naar bestand in.
3 Klik op Afdrukken.
4 Typ een naam in het vakje Naam uitvoerbestand.
Afbeeldingen afdrukken met behulp van een sjabloon
1 Selecteer miniaturen op het palet Ordenen.
2 Kies BestandAfdrukweergave.
Het venster Afdrukweergave wordt weergegeven.
3 Klik op BestandSjabloon openen.
Het dialoogvenster Sjablonen wordt geopend.
4 Kies in het groepsvak Categorie een categorie in de lijst.
In het venster aan de rechterkant ziet u miniatuurweergaven van de sjablonen in elke categorie. Aangepaste sjablonen die u heeft opgeslagen worden weergegeven in de categorie Door de gebruiker gedefinieerd. Als de aangepaste sjabloon is opgeslagen met afbeeldingen, worden de cellen gevuld met kleur.
5 Selecteer een sjabloon en klik op OK.
Opmerking: Als u eerder afbeeldingen met de sjabloon heeft opgeslagen, verschijnen de afbeeldingen in de sjablooncellen en in de lijst met miniatuurweergaven. Sjablonen met ontbrekende afbeeldingen bevatten gedimde cellen in de miniatuurweergave van de sjabloon.
6 Sleep afbeeldingen in de sjablooncellen.
Als u de sjabloon wilt vullen met kopieën van dezelfde afbeelding, klikt u op een miniatuurweergave en op de knop Sjabloon met afbeelding vullen .
7 Klik op BestandAfdrukken.
Zie Bestandslocaties instellen voor meer informatie over het opslaan van sjablonen met koppelingen naar afbeeldingen.
U kunt een afbeelding uit een sjabloon verwijderen door de afbeelding te selecteren en vervolgens op Delete te drukken.
U kunt afbeeldingen ook openen via BestandAfbeelding openen.
Snijtekens en paskruisen afdrukken
tabblad Bewerken
1 Kies BestandAfdrukken.
2 Klik op Printer in het groepsvak Printer.
Het dialoogvenster Afdrukken wordt geopend.
3 Kies een printer in de lijst Naam en klik op OK.
4 Klik op het tabblad Opties.
5 Schakel naar wens een of meer van de volgende selectievakjes in het groepsvak Afdrukmarkeringen in:
• Hoeksnijtekens — snijtekens op de hoeken van de afbeelding afdrukken.
• Middensnijtekens — snijtekens in het midden van de afbeeldingsranden afdrukken.
• Paskruisen — paskruisen op de hoeken van de afbeelding afdrukken.