Laagstijlen gebruiken
U kunt een groot aantal effecten ofwel individueel of in combinatie toepassen, met gebruik van het tabgebied Laagstijlen van het dialoogvenster Eigenschappen laag. Met deze functie kunt u in real-time visueel interessante en creatieve effecten maken op een laag en kunt u het effect bijstellen voordat u het toepast. De laagstijlen bieden zes effecten: Reflectie, Gloed buiten, Afschuining, Reliëf, Gloed binnen en Slagschaduw.
Wanneer u deze effecten toepast op een aparte laag en het resulterende bestand opslaat in een bestandsindeling die lagen kan verwerken (zoals de PspImage-indeling), blijft uw oorspronkelijke afbeelding onbewerkt op de eigen laag. In dit opzicht lijken laagstijlen op aanpassingslagen. Het verschil is echter dat de laagstijlen niet worden toegepast op het onderliggende doek, maar slechts op de grenzen van de afzonderlijke laag.
Als u het formaat van een laag wijzigt waarop een of meer stijlen zijn toegepast, worden de effecten proportioneel aangepast.
Laagstijlen kunnen alleen op raster- en vectorlagen worden toegepast.
Sommige laagstijlen (zoals Slagschaduw) worden buiten de laaggegevens toegepast. Sommige laagstijlen zijn niet zichtbaar, behalve wanneer de laag transparante gebieden bevat.
U kunt laagstijlen als een voorinstelling opslaan en u kunt laagstijlen tussen verschillende lagen in hetzelfde project kopiëren en plakken. Hierdoor wordt het eenvoudig om dezelfde slagschaduw, gloed of reflectie toe te passen op tekst of objecten op verschillende lagen.
Waarom is er een selectievakje "Laag"?
Als dit is ingeschakeld, kunt u de laaggegevens met de toegepaste effecten tonen. Als dit is uitgeschakeld, kunt u de laaggegevens uitzetten en alleen de effecten tonen. Als u het selectievakje Laag uitschakelt, gedraagt de oorspronkelijke laag zich als een masker.
Heeft de volgorde van de selectievakjes een reden?
Ja. De effecten moeten in een bepaalde volgorde worden samengesteld om functionele resultaten te bereiken. U wilt bijvoorbeeld geen effect Slagschaduw bovenop het bronobject en ook wilt u geen effect Gloed buiten hebben onder een effect Slagschaduw. Dus wordt het effect Reflectie bovenop geplaatst, gevolgd door het effect Gloed buiten het effect Afschuining enzovoort. Het effect Slagschaduw wordt het laatste toegepast.
Wat gebeurt er als ik lagen met effecten bewerk?
Of u nu een vectorlaag bewerkt door nieuwe tekst of vormen toe te voegen, of een rasterlaag door met een penseel te schilderen; de eerder op de laag toegepaste effecten worden op alle wijzigingen die u maakt toegepast.
Voorbeelden van laagstijlen
Laagstijl Reflectie toepassen
1
Klik op een laag en klik vervolgens op de knop
Laagstijlen .
2
Klik in het dialoogvenster Laageigenschappen op het tabblad
Laagstijlen.
3
Schakel in het groepsvak waar de effecten worden opgesomd het selectievakje
Reflectie in.
Het deelvenster Na wordt bijgewerkt om het aanvankelijke effect Reflectie te tonen. Als u een voorbeeld wilt zien van de wijzigingen op de eigenlijke afbeelding wilt, schakel dan het selectievakje
Voorbeeld op afbeelding in.
Opmerking: Het effect Reflectie kan gegevens aanmaken die buiten het afbeeldingsdoek vallen, dus moet u mogelijk het doek uitbreiden om het hele effect te zien.
4
Sleep de schuifregelaar
Grootte om de snelheid waarmee de reflectie vervaagt in te stellen in vergelijking met de oorspronkelijke gegevens.
5
Sleep de schuifregelaar
Dekking om de intensiteit van de algemene helderheid van de reflectie in te stellen.
6
Sleep de rode stuurlijn van de Reflectieafstand om de horizontale as in te stellen waarover alle laaggegevens worden weergegeven.
U kunt instellingen van laagstijlen als voorinstelling opslaan en ze vervolgens te allen tijde op een andere laag toepassen. Zie Voorinstellingen gebruiken en maken voor meer informatie over het opslaan en toepassen van voorinstellingen.
Laagstijl Gloed buiten toepassen
1
Klik op een laag en klik vervolgens op de knop
Laagstijlen .
2
Klik in het dialoogvenster Laageigenschappen op het tabblad
Laagstijlen.
3
Schakel in het groepsvak waar de effecten worden opgesomd selectievakje
Gloed buiten in.
Het deelvenster Na wordt bijgewerkt om het aanvankelijke effect Gloed buiten te tonen. Als u een voorbeeld wilt zien van de wijzigingen op de eigenlijke afbeelding wilt, schakel dan het selectievakje
Voorbeeld op afbeelding in.
Opmerking: Het effect Gloed buiten kan gegevens aanmaken die buiten het afbeeldingsdoek vallen, dus moet u mogelijk het doek uitbreiden om het hele effect te zien.
4
Sleep de schuifregelaar
Grootte om te zien hoe ver de gloed buiten de laaggegevens valt.
5
Sleep de schuifregelaar
Dekking om de intensiteit van de helderheid en zichtbaarheid van de gloed in te stellen.
6
Kies in de regenboogkiezer een kleur gloed. De huidige kleur verschijnt in de onderste rij van de kleurenkiezer.
U kunt instellingen van laagstijlen als voorinstelling opslaan en ze vervolgens te allen tijde op een andere laag toepassen. Zie Voorinstellingen gebruiken en maken voor meer informatie over het opslaan en toepassen van voorinstellingen.
Laagstijl Afschuining toepassen
1
Klik op een laag en klik vervolgens op de knop
Laagstijlen .
2
Klik in het dialoogvenster Laageigenschappen op het tabblad
Laagstijlen.
3
Schakel in het groepsvak waar de effecten worden opgesomd het selectievakje
Afschuining in.
Het deelvenster Na wordt bijgewerkt om het aanvankelijke effect Afschuining te tonen. Als u een voorbeeld wilt zien van de wijzigingen op de eigenlijke afbeelding wilt, schakel dan het selectievakje
Voorbeeld op afbeelding in.
4
Sleep de schuifregelaar
Grootte om de afstand van de buitenste rand van de laaggegevens in te stellen op de mate van afschuining.
5
Sleep de schuifregelaar
Dekking om de intensiteit van de helderheid en zichtbaarheid van de afschuining in te stellen.
6
Sleep de tweedimensionale belichtingsregelaar
om de richting en de afstand van licht dat op het effect wordt toegepast in te stellen.
7
Kies in de regenboogkiezer een kleur afschuining. De huidige kleur verschijnt in de onderste rij van de kleurenkiezer.
U kunt instellingen van laagstijlen als voorinstelling opslaan en ze vervolgens te allen tijde op een andere laag toepassen. Zie Voorinstellingen gebruiken en maken voor meer informatie over het opslaan en toepassen van voorinstellingen.
Laagstijl Reliëf toepassen
1
Klik op een laag en klik vervolgens op de knop
Laagstijlen .
2
Klik in het dialoogvenster Laageigenschappen op het tabblad
Laagstijlen.
3
Schakel in het groepsvak waar de effecten worden opgesomd het selectievakje
Reliëf in.
Het deelvenster Na wordt bijgewerkt om het aanvankelijke effect Reliëf te tonen. Als u een voorbeeld wilt zien van de wijzigingen op de eigenlijke afbeelding wilt, schakel dan het selectievakje
Voorbeeld op afbeelding in.
4
Sleep de schuifregelaar
Grootte om de afstand van de buitenste rand van de laaggegevens in te stellen op de mate van reliëf.
5
Sleep de schuifregelaar
Dekking om de intensiteit van de helderheid en zichtbaarheid van het reliëf in te stellen.
6
Sleep de tweedimensionale belichtingsregelaar
om de richting en de afstand van licht dat op het effect wordt toegepast in te stellen.
U kunt instellingen van laagstijlen als voorinstelling opslaan en ze vervolgens te allen tijde op een andere laag toepassen. Zie Voorinstellingen gebruiken en maken voor meer informatie over het opslaan en toepassen van voorinstellingen.
Laagstijl Gloed binnen toepassen
1
Klik op een laag en klik vervolgens op de knop
Laagstijlen .
2
Klik in het dialoogvenster Laageigenschappen op het tabblad
Laagstijlen.
3
Schakel in het groepsvak waar de effecten worden opgesomd het selectievakje
Gloed binnen in.
Het deelvenster Na wordt bijgewerkt om het aanvankelijke effect Gloed binnen te tonen. Als u een voorbeeld wilt zien van de wijzigingen op de eigenlijke afbeelding wilt, schakel dan het selectievakje
Voorbeeld op afbeelding in.
4
Sleep de schuifregelaar
Grootte om te zien hoe ver de gloed binnen de laaggegevens valt.
5
Sleep de schuifregelaar
Dekking om de intensiteit van de helderheid en zichtbaarheid van de gloed in te stellen.
6
Kies in de regenboogkiezer een kleur gloed. De huidige kleur verschijnt in de onderste rij van de kleurenkiezer.
U kunt instellingen van laagstijlen als voorinstelling opslaan en ze vervolgens te allen tijde op een andere laag toepassen. Zie Voorinstellingen gebruiken en maken voor meer informatie over het opslaan en toepassen van voorinstellingen.
Laagstijl Slagschaduw toepassen
1
Klik op een laag en klik vervolgens op de knop
Laagstijlen .
2
Klik in het dialoogvenster Laageigenschappen op het tabblad
Laagstijlen.
3
Schakel in het groepsvak waar de effecten worden opgesomd het selectievakje
Slagschaduw in.
Het deelvenster Na wordt bijgewerkt om het aanvankelijke effect Slagschaduw te tonen. Als u een voorbeeld wilt zien van de wijzigingen op de eigenlijke afbeelding wilt, schakel dan het selectievakje
Voorbeeld op afbeelding in.
Opmerking: Het effect Slagschaduw kan gegevens aanmaken die buiten het afbeeldingsdoek vallen (met name op een laag van dezelfde grootte als de achtergrondlaag), dus moet u mogelijk het doek uitbreiden om het hele effect te zien.
4
Sleep de schuifregelaar
Grootte om de afstand tussen laaggegevens en de schaduw in te stellen.
Naarmate de grootte toeneemt, wordt de schaduw vager.
5
Sleep de schuifregelaar
Dekking om de intensiteit van de helderheid en zichtbaarheid van de schaduw in te stellen.
6
Sleep de tweedimensionale belichtingsregelaar
om de richting en de afstand van licht dat op het effect wordt toegepast in te stellen.
7
Kies in de regenboogkiezer een kleur schaduw. De huidige kleur verschijnt in de onderste rij van de kleurenkiezer.
U kunt instellingen van laagstijlen als voorinstelling opslaan en ze vervolgens te allen tijde op een andere laag toepassen. Zie Voorinstellingen gebruiken en maken voor meer informatie over het opslaan en toepassen van voorinstellingen.
De zichtbaarheid van de laaggegevens aanpassen
1
Klik op een laag waarop effecten zijn toegepast en klik vervolgens op de knop
Laagstijlen .
Opmerking: Wanneer u de zichtbaarheid van de laaggegevens wijzigt, worden de effecten die zijn toegepast op de laag niet gewijzigd.
2
Klik in het dialoogvenster Laageigenschappen op het tabblad
Laagstijlen.
3
Schakel in het groepsvak waar de effecten worden opgesomd selectievakje
Laag in.
Het deelvenster Na wordt bijgewerkt om het effect van het ingeschakelde selectievakje te tonen. Als u een voorbeeld wilt zien van de wijzigingen op de eigenlijke afbeelding wilt, schakel dan het selectievakje
Voorbeeld op afbeelding in.
Sleep de schuifregelaar
Dekking om de lichtintensiteit en zichtbaarheid van de laaggegevens in te stellen.
4
U schakelt de zichtbaarheid van de laaggegevens uit door de selectie van het vakje
Lagen op te heffen.
Laageffecten tonen of verbergen
1
Klik op een laag waarop effecten zijn toegepast in het palet Lagen.
2
Klik op de knop
Laageffecten zichtbaar aan/uit om effecten weer te geven of te verbergen.
Op de laag verschijnt een Laageffect-pictogram
als het effect zichtbaar is. Het pictogram verdwijnt als het effect niet zichtbaar is.
Laagstijlen kopiëren en plakken
1
Klik op het palet
Lagen met de rechtermuisknop op de laag met de stijl die u wilt kopiëren en kies
Laagstijlen kopiëren.
2
Klik op het palet
Lagen met de rechtermuisknop op de laag waarop u de stijl wilt toepassen en kies
Laagstijlen plakken.