Het gebruik van lagen is van onschatbare waarde als u met illustraties werkt. In de volgende tabel vindt u enkele voorbeelden.
Maak afzonderlijke componenten op aparte lagen, zodat u ze gemakkelijker kunt bewerken. Als u bijvoorbeeld een illustratie heeft van een auto die over een weg door de bergen rijdt, maakt u de auto, de bestuurder, de weg en de bergen op aparte lagen.
Zie Lagen maken voor meer informatie.
|
|
Koppel of groepeer lagen die samen moeten worden verplaatst. In het vorige voorbeeld zou u bijvoorbeeld de auto en de bestuurder koppelen, zodat wanneer u de auto naar links verplaatst, de bestuurder mee wordt verplaatst.
Zie Lagen koppelen voor meer informatie.
|
|
Zie Lagen maken voor meer informatie.
|
|
Maak een nieuwe laag met rasterkopieën van de vectorobjecten. Hiervoor dupliceert u de vectorlaag en zet u deze om in een rasterlaag. Schakel de zichtbaarheid van de vectorlaag uit als u op de rasterlaag wilt werken.
Zie Lagen dupliceren en kopiëren voor meer informatie over het dupliceren van lagen. Zie Alle lagen weergeven of verbergen voor meer informatie over het verbergen van lagen.
|
|